26.04.18 | Gautier Beaujean | Goederenrecht

Een privaat recht van doorgang, dat dus een specifieke persoon en niet het publiek in het algemeen ten goede komt, kan conventioneel zijn of voortvloeien uit een vonnis tot ontsluiting van een terrein.

Een stuk grond kan worden ontsloten met instemming van de buur. In dat geval gaat het om een conventionele erfdienstbaarheid van doorgang. Voor het instellen van een conventionele erfdienstbaarheid van doorgang hoeft het terrein niet ingesloten te zijn.

Indien de buur weigert ermee in te stemmen, kan de eigenaar van het ingesloten terrein zich tot de rechter richten voor de ontsluiting ervan, die hij kan verkrijgen in ruil voor een vergoeding van de eigenaar. In dat geval gaat het om een wettelijke erfdienstbaarheid van doorgang.

Het is voor de eigenaar die de doorgang ondergaat (de eigenaar van het lijdend erf genoemd) veel voordeliger om een doorgang uit een wettelijke erfdienstbaarheid te ondergaan dan een conventionele erfdienstbaarheid.

Enerzijds ontvangt de eigenaar van het lijdend erf een vergoeding (wat mogelijk niet het geval zou zijn geweest in het kader van een conventionele erfdienstbaarheid).

Indien de grond anderzijds wordt ontsloten (door de aanleg van een nieuwe weg bijvoorbeeld) kan de eigenaar van het lijdend erf, het einde van de wettelijke erfdienstbaarheid verkrijgen, wat niet het geval is bij een conventionele erfdienstbaarheid. In dat laatste geval dient men niet alleen de ontsluiting aan te tonen, maar ook dat de erfdienstbaarheid niet alle nut heeft verloren. Indien de nieuwe weg die het terrein ‘ontsluit’ bijvoorbeeld moeilijker begaanbaar is, zal de rechter weigeren een einde te maken aan de conventionele erfdienstbaarheid, terwijl hij dat wel zal doen indien het een wettelijke erfdienstbaarheid betreft.

Een vonnis van de vrederechter van Houffalize, dat in beroep werd bevestigd door de rechtbank van eerste aanleg van Marche-en-Famenne, paste die principes toe. In de betreffende zaak had de heer V. een chalet aangekocht dat een conventionele erfdienstbaarheid van doorgang had over het terrein van mevrouw D. Dat conventionele recht van doorgang was toegekend omdat het chalet aanvankelijk niet op een andere manier toegankelijk was. Het perceel was bebost en veel te steil.

De heer V. ontboste zijn perceel echter om een nieuw chalet te bouwen en slaagde erin een nieuwe toegangsweg aan te leggen. Die is echter veel steiler en bochtiger. Mevrouw D. diende een aanvraag in tot afschaffing van de erfdienstbaarheid op haar grond. Ze was van mening dat, aangezien de heer V. over een nieuwe toegang tot de openbare weg via zijn eigen grond beschikte, de doorgang die ze op haar eigendom onderging, moest ophouden.

De vrederechter van Houffalize weigerde een eind te maken aan de erfdienstbaarheid, omdat het om een conventionele en niet een wettelijke erfdienstbaarheid gaat. Hij was van mening dat die haar nut niet volledig heeft verloren aangezien de doorgang die voortvloeit uit de conventionele erfdienstbaarheid beter begaanbaar is dan de nieuwe weg. Hij verwierp het verzoek van mevrouw D. en veroordeelde haar tot de procedurekosten.

Deel op.